Over drukkerij Glénisson & Van Genechten

Archeoloog Wim Tiri werkt als vrijwilliger in het onroerenderfgoeddepot. In de reeks ‘Ondergrondse geheimen’ deelt hij zijn grote en kleine ontdekkingen.

"Onze gekleurde en fantaisie papieren, kinderprenten, prenteboekjes, Roomsche kerkboeken, enz., zyn thans alom genoegzaem gekend om hier iets over te zeggen." (Glénisson & Van Genechten, omzendbrief 5 july 1842)

Naar aanleiding van een nieuwbouwproject aan de Warandestraat vond er in 2009 een grootschalig archeologisch onderzoek plaats op de site van de voormalige drukkerij Glénisson & Van Genechten. Van deze fabriek, dat eind 1899 haar poorten had gesloten, kon nagenoeg het volledige grondplan vrijgelegd worden. Samen met deze gebouwsporen werden verschillende kuilen met productieafval teruggevonden. 

Jacques-Edouard Glénisson werd geboren in 1808 in het Duitse Keeken. Hij begon als bediende te werken in de fabriek van zijn oom Philippus Jacobus Brepols (1778-1845). Wanneer Glénissons oom in 1833 een verbond aanging met zijn schoonzoon Joannes Josephus Dierckx (1785-1842), zag Glénisson zijn kansen slinken om aan de top van het bedrijf te komen. Als reactie hierop startte hij samen met zijn schoonbroer Antoine Van Genechten (1809-1874), ook werkzaam in Brepols’ drukkerij, een eigen bedrijf aan de toenmalige Hofstraat (nu Renier Sniedersstraat) op. Net als in de Brepolsfabriek maakten ze kerkboeken, sierpapier, speelkaarten, kinder- en lithografische prenten. In 1837 verhuisden ze hun bedrijf naar de Warandestraat. Het bedrijf telde in 1841 een tachtigtal arbeiders, zes jaar later was het aantal arbeiders verdubbeld. Tijdens deze jaren heerste er een grote concurrentie tussen beide ondernemingen.

In 1855 werd het bedrijf Glénisson en Van Genechten ontbonden en richtten beiden elk hun eigen bedrijf op. Glénisson bleef werkzaam in de fabriek aan de Warandestraat, Van Genechten begon met een eigen drukkerij aan de Merodelei (ter hoogte van het huidige Merodecenter).

Glénisson stierf in 1890 en liet de fabriek over aan zijn twee zonen. Gustaaf trok zich echter uit de zaak terug en begon een luciferfabriek in Herentals. De tweede zoon Eduard volgde zijn vader op. Vanaf dan kende de fabriek harde tijden waarbij het aantal werknemers drastisch daalde. Op 31 december 1899 sloot het bedrijf definitief zijn deuren. De overgebleven stock werd overgelaten aan Van Genechten. De arbeiders en het materieel werden overgenomen door Brepols.

Tijdens de opgraving konden verschillende (afval)kuilen door hun opvallende inhoud meteen gekoppeld aan de werking van de drukkerij. Zo werden er verschillende kuilen teruggevonden met gele, rode en blauwe kleurbrokken (allicht verfresten en meteen ook de hoofdkleuren voor het bijkleuren van speelkaarten en prenten) of een witte wasachtige substantie (mogelijk resten van ‘meel en gom’, gebruikt om bedrukte papiervellen – met speelkaarten – van een beschermende waslaag te voorzien tegen slijtage). Uit deze kuilen werden bij archeologisch onderzoek stalen genomen voor verder onderzoek. Daarnaast werden er ook afvalkuilen aangesneden met een grote hoeveelheid schervenmateriaal afkomstig van potten en kommen in roodbakkend aardewerk gebruikt voor de productie van de eerder vermelde verven. Op de scherven waren trouwens vaak nog de kleurresten nog duidelijk zichtbaar. In één van de volgende blogs ga ik dieper in over het gebruik van deze potten en over de ‘was en gom’.

Of hoe archeologie de productie in een drukkerij van toen plots heel aanschouwelijk maakt… en… wordt vervolgd.

 

Info bij de afbeeldingen (van links naar rechts):

Geraadpleegde bronnen en/of meer lezen: